Papua, de laatste Nederlandse kolonie, werd in 1962
overgedragen aan de Verenigde Naties en een jaar later ingelijfd door
Indonesiƫ. Op dat moment had het Nederlandse bestuur alleen echte invloed gehad op het
kustgebied. Het binnenland was nog maar net ontsloten door verschillende
zendingsorganisaties en het Nederlandse bestuur was grotendeels afwezig.
Terwijl aan de kust een eerste generatie Papoea’s hoger onderwijs ging volgen
(bijvoorbeeld in Nederland), openden in het binnenland de zendelingen de eerste
schooltjes.
Na de inlijving bij Indonesiƫ heeft de ontsluiting van het binnenland een vlucht genomen, maar de achterstand ten opzichte van de kust en Indonesiƫ als geheel is niet veranderd. In veel dorpen in de binnenlanden volgen kinderen vaak maar een paar jaar onderwijs en leren nauwelijks iets. Aangezien het aantal contacturen in de klas het meest bepalend is voor onderwijskwaliteit, is het niet verwonderlijk dat kinderen in het binnenland bijzonder laag scoren wanneer het gaat om kennis en vaardigheden. Leerkrachten zijn, zeker buiten de stad, vrijwel altijd afwezig, maar zorgen er wel voor dat kinderen elk jaar overgaan. Het is zelfs normaal dat de lagereschooltijd voornamelijk wordt benut om kinderen het alfabet aan te leren. Daarna slaan kinderen vaak een aantal klassen over, krijgen hun diploma en gaan verder naar middelbaar onderwijs. Geen wonder dus dat de meeste kinderen nauwelijks kunnen lezen en schrijven wanneer ze naar de stad komen voor vervolgonderwijs. Zodoende kan het gebeuren dat studenten afstuderen aan hogescholen en universiteiten, maar nog steeds aanzienlijke moeite hebben met lezen, schrijven en zeer basaal rekenen.
Kern van het probleem is dat de samenleving deze staat van het onderwijs min of meer normaal vindt. Ouders verwachten niet dat een leerkracht ook echt lesgeeft, maar wel dat hij zoon of dochter aan een diploma helpt. Zowel binnen als buiten het onderwijs wordt het normaal gevonden dat je leerkracht wordt vanwege het salaris, pensioen en andere voorzieningen, maar niemand verwacht dat je daarvoor ook echt hoeft te werken. De onderwijsproblematiek in de binnenlanden heeft dus alles te maken met de visie op onderwijs en de daaruit afwezige motivatie om je als leerkracht in te zetten voor de vorming en ontwikkeling van je kinderen. Het is dus niet verbazend dat kinderen niet alleen heel weinig leren op school, maar ook hun gevoel van eigenwaarde en respect zijn kwijtgeraakt tegen de tijd dat ze klaar zijn met de lagere school. Het heeft in Papua geleid tot een identiteitscrisis onder de jongere generatie, waarbij het normaal is om te pakken wat je pakken kunt, maar geen idee hebt wat er nodig is om jezelf echt te ontwikkelen. Dit gaat ook gepaard met een geestelijke armoede. Scholen geven hun kinderen op dit gebied nauwelijks iets mee en veel kinderen hebben geen idee waarvoor ze leven.
Het is niet gemakkelijk om in deze situatie een goed alternatief te bieden. Het aanbieden van goed onderwijs of trainingen voor leerkrachten is namelijk maar een deel van de oplossing en mislukken maar al te vaak, omdat het probleem niet bij de wortel wordt aangepakt. Vandaar dat we op onze hogeschool STKIP nadrukkelijk aandacht geven aan het opleiden van toekomstige leerkrachten met veel aandacht voor persoonlijke vorming en opvoeding vanuit Bijbelse waarden. Alleen wanneer studenten een intrinsieke motivatie hebben en zich geroepen weten om als leerkracht de kinderen in het binnenland te dienen is er verandering mogelijk. Op deze manier komt het onderwijs op STKIP ten goede van kinderen in dorpen waar op dit moment geen onderwijs wordt gegeven. Het blijkt bovendien de enige interventie te zijn in het onderwijs in de binnenlanden van Papua die daadwerkelijk resultaat oplevert en echt een positieve verandering voor de kinderen in de dorpen kan bewerkstelligen.
Onze hoop
Geen opmerkingen:
Een reactie posten